Archeologen willen de geschiedenis dichter bij Ruinen brengen

Luuk Nijstad (links) en Willem Steenbergen bij de vitrine in de huisartsenpraktijk. Foto: Artizzl Media / Peter Nefkens
Het is een fascinerende bezigheid voor beide inwoners van Ruinen. De 59-jarige Luuk Nijstad was op school al groot fan van geschiedenis en stelt vast dat er in zijn dorp en omgeving heel veel ligt. Er is in Ruinen in 1958 een compleet urnenveld blootgelegd, dat meer dan achthonderd jaar in gebruik is geweest. Er heeft daar in de buurt een ijzertijddorp gestaan, vertelt hij met passie. In een later stadium is er een ijzertijdboerderij op het urnenveld gezet. Omdat de bewoners vergeten waren dat ze hun doden hier al eeuwenlang begroeven.
Steenbergen, 55 jaren jong, weet dat er heel wat vondsten naar boven zijn gehaald. De bakker is al 35 jaar bezig met wat veel mensen ‘schatgraven’ noemen. „Ik liep eens achter de kerk naar school en vond daar oude muntjes uit 1700/1800. Daar is mijn fascinatie begonnen, ik heb later een metaaldetector aangeschaft”, meldt Steenbergen. Nijstad heeft niet zo’n apparaat, maar gaat wel eens met zijn kompaan mee.
Fanatieke club
Samen richtten ze de Archeologische Werkgroep Ruinen op, een stichting die zich weer op een andere manier met de geschiedenis bezighoudt dan de Stichting Historie Ruinen. In de Kloetschuppe , het kwartaalblad van de stichting Historie Ruinen, wordt ook gepubliceerd. Er is verder een samenwerking met de Veldschuur in Rouveen, mensen van die fanatieke club, met iemand als Fré Spijk, hebben eerder al in de buurt van Ruinen gezocht
Dat je met een metaaldetector en grondig vooronderzoek veel uit de grond kan halen, laat de collectie van Willem Steenbergen zien. Daar moet bij worden gezegd dat de meeste trofeeën uit de Betuwe komen, waar hij regelmatig op jacht gaat. Vondsten uit Ruinen beperken zich vooral tot aardewerk, waaronder zogeheten Ruinen-Wommels aardewerk. „Dat is aardewerk dat vanuit Ruinen in het Friese Wommels terecht is gekomen, als gevolg van verhuizing van de mensen destijds”, weet Nijstad. In het Fries Museum is hier een en ander van tentoongesteld. „Die Friezen zijn eigenlijk Runers”, lachen de beide heren.
Twee kleine exposities
Zelf hebben ze ook twee kleine exposities. „We hebben een vitrine in het Pasmanshuus ingericht, er staat er ook een in de wachtkamer van de huisartsenpraktijk; daar komen wat meer mensen”, legt Nijstad uit. Zes jaar bestaan ze nu als werkgroep. „We willen de geschiedenis dichter bij de inwoners van Ruinen brengen, dat is zelfs vastgelegd in onze statuten. We hebben een aantal donateurs, mensen met affiniteit met archeologie”, vertelt de voorzitter. En we hebben sinds kort ook een eigen website: archeologieinruinen.nl
Willem Steenbergen is er veel aan gelegen inwoners bij hun werk en de historie van hun dorp te betrekken. „Er wordt vaak gebouwd op plekken waar geen goed onderzoek is gedaan; wanneer wij horen van bouwplannen, proberen we er bovenop te zitten”, benadrukt Steenbergen. Nijstad knikt: „Bij het leggen van een persleiding van Ruinen naar Echten zijn de nodige artefacten gevonden, waaronder een zwaard. Dat ligt nu in het Drents Museum.”
Alarmbellen gaan af
Wanneer ergens gebouwd wordt, gaan de alarmbellen bij Willem Steenbergen af. „Dan vraag ik toestemming om te zoeken, al wordt dat steeds moeilijker. De vroege Middeleeuwen zijn mijn favoriet, zeg maar de jaren 700 en 800. In de Betuwe is veel te vinden, mijn eerste munt was een Romeinse van 2500 jaar oud. Ik vond ook een Keltische regenboogschotel, wat toen een wettig betaalmiddel was.” Hij kan er uren over vertellen. Collega Nijstad showt een pijlpunt. „Die is nu nog scherp en komt uit de oude steentijd, tienduizend jaar oud.”
In Borger wordt aan een nieuwbouwwijk gewerkt, jachtterrein van de zoeker. „Dat is een hotspot, tussen de bommen uit de Tweede Wereldoorlog vond ik een bronzen gevest van een zwaard.” Je goed oriënteren is heel belangrijk. „De oude Aa hier had een doorwaadbare plaats, dat zijn van die plekken waar mensen altijd wel iets verliezen”, weet Nijstad.
Een buitenkansje
En dan de plannen die er zijn om het hele gebied van de Baete op de schop te gooien, een buitenkansje. „Daar is nog geen datum van bekend, maar we hebben nu al een goede relatie met de gemeente De Wolden. Als daar sporen worden gevonden, zijn wij erbij. Als de professionele archeologen gaan zoeken, kijken wij mee over hun schouder mee. Dat is voor ons kennisverrijking”, weet Nijstad. „En wij kunnen aanvullende informatie verstrekken, over dat ijzertijddorp bijvoorbeeld.”
KADER
Op zoek naar de Nijenhave
De Nijenhave is een van de vele huizen van stand die in de regio hebben gestaan. „Achter de boerderij van de familie Ten Oever aan de Hoekstraat, we proberen al jaren de exacte locatie te vinden door metaaldetectie, boringen, wichelroede lopen en het duiden van gedane vondsten”, laat voorzitter Luuk Nijstad weten. In december 2019 werd met een kraan gegraven en werden verschillende vondsten gedaan in de voormalige bedding van de Ruiner Aa, hetzij een voormalige slotgracht: resten van oude mortel, een metalen middeleeuws mes en een kaak van een dier.
„Onmiskenbaar sporen van bewoning, maar geen fundamenten. In oktober vorig jaar hebben we geboord op de landerijen van de familie Smid, een locatie die mede werd bepaald door hoogtekaarten. Wij vonden op meer dan twee meter diepte slootresten”, vertelt Nijstad. Op een foto vanuit de lucht zijn duidelijk contouren te zien van wat ooit een slotgracht is geweest, alsmede contouren van bebouwing. Om zeker te zijn waar de Nijenhave heeft gestaan, is op termijn een grondradar nodig, zodat met meer precisie geboord en gegraven kan worden.