Pingoruïne | Column Natuur om de hoek

Afbeelding is een idee van Wim Hoek en getekend door Wim Piepot van de Provincie Drenthe. Illustratie: Wim Piepot

Het is bijna een kwart eeuw geleden dat de laatste Elfstedentocht is verreden. En het is ook al weer een tijdje terug dat Nederland onder een pak sneeuw gebukt ging. Het heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat ons klimaat langzamerhand aan het opwarmen is.

Daar is vandaag de dag genoeg bewijs voor. Zelfs uit onderzoek aan jaarringen in bomen kwam dit naar voren.

Gaan we ruim 10.000 jaar terug in de tijd, dan konden we elk jaar een Elfstedentocht houden en was er altijd een witte kerst. Helaas waren er wel een hoop andere ongemakken, want in die periode was er in ons land sprake van een ijstijd. Deze ijstijd heet de Weichselien. Er heerste toen een toendraklimaat. Belangrijke kenmerken zijn dat de gemiddelde temperatuur van de koudste maand beneden -3°C ligt en die van de warmste maand tussen 0°C en 10°C.

Een van die ongemakken is de permafrost. Dat houdt in dat de grond voor een groot deel permanent bevroren is, soms tot wel op vijftig meter diepte. ’s Zomers zou de bovenste laag nog wel kunnen ontdooien, maar een diep gat graven zou erg lastig zijn. Voor landbouw zou die grond in ieder geval niet geschikt zijn. Wat er wel in een dergelijke bodem konden ontwikkelen, waren pingo’s. Het woord pingo komt uit de taal van de Inuït uit het noorden van Canada en betekent “heuvel die groeit”.

Ontstaan van een pingo

Een pingo kan alleen ontstaan in een gebied met permafrost. Hoewel een groot deel van de bodem bevroren is, kunnen her en der barsten in die bodem zitten. Onder de bevroren bodem bevindt zich grondwater, dat door de hoge druk van onderen door zo’n barst naar boven kan stromen. Vlak onder het aardoppervlak zal dat grondwater bevriezen en ontstaat er een kern van ijs. Deze ijskern groeit door de constante toevoer van nieuw grondwater van onderen steeds verder aan. Niet alleen in de breedte, maar ook in hoogte. Het gevolg is dat er een ringvormige heuvel kan ontstaan, die langzaam in hoogte toeneemt. Als het ware een heuvel die groeit.

Onder ideale omstandigheden kan zo’n pingo uiteindelijk een hoogte van vele tientallen meter bereiken, met een diameter van enkele honderden meters. Tegenwoordig zijn pingo’s nog te vinden in het uiterste noorden van Noord-Amerika en Siberië. Opvallend bij een pingo is dat zo’n heuvel vaak midden op een grote vlakte ligt. Vergelijk het met een molshoop in een weiland, maar dan iets groter natuurlijk.

Toen meer dan 10.000 jaar geleden hier een ijstijd heerste, konden zich vooral in het noorden en oosten van ons land meerdere pingo’s vormen. Vooral in Drenthe kwamen er veel voor, wat voor een deel te maken heeft met een ondoordringbare keileemlaag, die onder onze provincie ligt en waarin zich meerdere breuken bevinden.

Ontstaan van een pingoruïne

Nadat de ijstijd uiteindelijk ten einde kwam, begon alles langzamerhand te ontdooien. De permafrost verdween, evenals de ijskernen in de pingo. Als je bedenkt dat de hoeveelheid aan ijskern boven het aardoppervlak ook daaronder zit, krijg je na het ontdooien van de pingo geen heuvel, maar een meer. Een deel van de aarde dat bovenop de ijskern lag, kon door het smelten en erosie geleidelijk naar de voet van de heuvel afglijden. Hierdoor ontstond rondom de voormalige pingo een ringvormige randwal. Het ringvormige meer met de randwal is wat we nu een pingoruïne noemen. Vergelijk het met een met water gevulde krater.

Het water in een pingoruïne was meestal van stilstaande aard, omdat het in principe niet in verbinding stond met een rivier of beek. Er brak een lange periode aan waarin allerlei planten zich gemakkelijk in het water konden vestigen. Tevens kwam allerlei materiaal door wind of andere oorzaken in het water terecht. Hierdoor verveende veel pingoruïnes na verloop van tijd. Wat slechts overbleef in het landschap was de ringvormige randwal, die door ontginningen en/of landbewerkingen eveneens kon verdwijnen. Zelfs tot in de Tweede Wereldoorlog is van een deel van de verveende pingoruïnes het veen afgraven. Deze konden zich weer vullen met regenwater en zijn nu weer als ronde meertjes herkenbaar.

Pingo Programma Drenthe

Drenthe kent een zeer hoge dichtheid aan mogelijke pingoruïnes, zo’n 2500! De hoogste dichtheid van Nederland, zelfs van West-Europa. Een deel daarvan kunnen nog vrij gaaf zijn, maar niet zomaar zichtbaar. Het zijn natte plekken in het land, een drassig stukje grond, laagtes in het bos of zelfs volledig dichtgegroeid. Ze liggen niet alleen in de natuurgebieden, maar ook in het agrarisch cultuurlandschap.

Het Pingo Programma probeert daar waar mogelijk de pingoruïnes te beschermen en/of te beheren. Het kunnen belangrijke locaties zijn, waar bijzondere planten en dieren kunnen voorkomen. Eveneens kan in het sediment op de bodem van het meer waardevolle informatie opgeslagen liggen. Zoals artefacten van menselijke oorsprong of pollen van planten die er al die jaren in de buurt hebben gegroeid. Het is als het ware een bijzonder archief over de aflopen duizenden jaren sinds het smelten van de pingo.

Meer informatie over dit programma is te lezen op de website www.pingoruines.nl. Daar staat ook een interactieve kaart van Drenthe met de reeds bekende en genummerde pingoruïnes.

paul@paulmentink.nl

Nieuws

menu